empty
Stroom van de kubbeweg


Een lagere energierekening voor een gezondere toekomst! Dat bieden wij u als u nu overstapt op stroom van Windpark Kubbeweg BV.

Omdat Windpark Kubbeweg B.V. geen energieleverancier is, werken we samen met Vandebron. Zij verzorgen de stroomlevering en klantenservice.

voor meer informatie klik hier

home   /   alles_over_windernergie  /   geschiedenis

Geschiedenis - De Oorsprong

De eerste windmolen werd waarschijnlijk ontwikkeld in de zevende eeuw in Perzië, het huidige Iran. Het waren molens met een verticale spil en horizontale roeden met zeilen of houten panelen. De molens waren zo'n zes meter in het vierkant en tien meter hoog. Ze werden gebruikt om graan te malen of water op te pompen. China beweert dat zij de eerste windmolen meer dan 2000 jaar geleden ontwikkelde. Dat is niet te achterhalen, de eerste documentatie van een Chinese windmolen werd in 1219 gevonden.

De eerste molens die in Europa werden gebouwd hadden een horizontale as aan de wieken. In 1390 werd dit torenmodel type in Nederland technisch sterk verbeterd. De molens werden gebruikt voor het verplaatsen van water, het malen van graan en het zagen van hout. In de negentiende eeuw nam de stoommachine het meeste werk van de molens over. 

Vanaf 1900 werd het belangrijkste doel van de windmolen het opwekken van energie. In 1888 werd de eerste molen in Amerika gebouwd om elektriciteit op te wekken: de "Picket-fence". De rotor had een spanwijdte van 17 meter en de molen produceerde 12 kilowatt per uur.


Hollands glorie

In de negentiende eeuw stonden er nog ruim 10.000 molens in ons land. In Nederland werden de meeste molenvariaties ontwikkeld en werd de grootste perfectie in constructie bereikt. Dankzij die ontwikkelingen is Nederland nu nog bekend als molenland. 

De Nederlandse molens zijn grofweg in drie categorieën in te delen. De meeste molens werden gebruikt als poldermolen, vooral in de droogmakerijen. De tweede categorie is die van de korenmolens en als laatste zijn er de industriemolens.

Bij poldermolens drijven de wieken een schoeprad of een vijzel aan die het water omhoog verplaatst. Meestal vindt er door meerdere molens op een rij een getrapte bemaling plaats. Zo wordt het water uiteindelijk in de ringvaart rondom de polder gemalen. De korenmolen drijft twee molenstenen aan; de ligger en de loper, daartussen wordt het graan vermalen. Industriemolens zijn bijvoorbeeld zaagmolens, papiermolens, oliemolens (pletten oliehoudende zaden voor onder meer de verfindustrie) en specerijmolens.
Er zijn nu nog altijd zo'n 1200 molens in Nederland.


Molenmanieren

Voor 1813 waren de meeste molenaars pachters van de molen. De molen was van de lokale adel of van het stadsbestuur. Voor het malen van de koren kreeg de molenaar "het scheprecht". Uit iedere zak haalde hij na het malen een schep meel, dat hij zelf mocht verkopen. 

Omdat de wieken van de molen tot in de verre omtrek te zien waren, bracht de molenaar met de stand van de wieken boodschappen over. Was de molenaar slechts even weg, dan zette hij de wieken horizontaal en verticaal, zodat hij daarna snel weer aan het werk kon. Als de molen langer stil stond werden de wieken zo laag mogelijk gezet zodat de kans op blikseminslag zo klein mogelijk werd. De vreugdestand was voor goed nieuws. De aankomende wiek werd vlak voor het laagste punt vastgezet. Bij een huwelijk voor een dag en bij geboorte voor een week. Als er iemand was overleden zette de molenaar zijn wieken van het moment van overlijden tot de begrafenis in de rouwstand. Dan staat de gaande wiek net na het laagste punt.