Wind

Wind ontstaat door een verschil in luchtdruk. Op de ene plaats is er een hogere druk dan op de andere plaats en daardoor verplaatst de lucht zich. Wanneer een hogedrukgebied (koude lucht) in de buurt van lagedrukgebied (warme lucht) komt, gaat het waaien. De wind gaat van een hoge luchtdrukgebied naar een lage luchtdrukgebied. Hoe groter het verschil tussen de lucht­drukgebieden, hoe harder het waait. Grote temperatuursverschillen tussen bijvoorbeeld zeewater (minimaal 27 graden Celsius) en de lucht kunnen op hun beurt extreme winden veroorzaken zoals cyclonen. 

Luchtdruk is de kracht die het gewicht van de lucht in de atmosfeer uitoefent. Een liter lucht weegt 0,003 gram. Het verschil in luchtdruk ontstaat door een verschil in verwarming. Hoe warmer de lucht, hoe lichter, dus hoe lager de druk. Een luchtkolom in de atmosfeer heeft een bepaald gewicht en veroorzaakt daardoor druk op de aarde. Meestal is die luchtdruk tussen 940 tot 1060 hectoPascal (hPa). 

De luchtdruk wordt gemeten met een barometer. In veel barometers zit een luchtledig doosje dat afhankelijk van de luchtdruk meer of minder wordt ingedrukt.